Afgelopen jaar volgden zeven medewerkers van de Van ’t Hek Groep Nederlandse les. Docent Theo Bregman van Fiolet Taaltrainingen
vertelt hoe hij met zijn cursisten met veel plezier heeft gewerkt aan vooral beter leren spreken.
Natuurlijk voor veiligheid en duidelijke communicatie op de werkvloer. Maar ook voor een gezellig praatje in de kantine.
Spraken de deelnemers bij de start al een beetje Nederlands?
‘Sommige cursisten spraken al wel wat Nederlands, vooral geleerd op de werkvloer. Maar twee deelnemers spraken nog nauwelijks Nederlands, laat staan dat ze Nederlands konden schrijven. En reken maar, Nederlands leren is zeker geen makkie.’ Ik had trouwens vier cursisten uit Polen, twee uit Syrië en één cursist uit Letland. Alles bij elkaar een gemengd gezelschap dus.’
Hoeveel lessen hebben de deelnemers gevolgd?
‘Na een valse start in maart – corona gooide roet in het eten – hebben de medewerkers vanaf augustus wekelijks op maandagmiddag van 14.00 -17.00 uur lessen gevolgd.’
Wat is er in de lessen aan de orde gekomen?
‘Zoals ik al zei, we hebben veel tijd besteed aan spreekoefeningen. In vergelijking met schrijven en lezen is dat toch het belangrijkste op de werkvloer, maar ook in de kantine. Denk aan vragen stellen en antwoorden geven over allerlei alledaagse zaken als hobby’s, wonen, het weer, enzovoort. Dus eindeloos oefenen met zinnetjes als waar woon je, wat voor weer is het vandaag, wat is je favoriete eten en drinken? Drie keer raden trouwens welk drankje op één stond…’
De cursisten moesten ook interviews houden met Nederlandse collega’s.
Ze namen deze gesprekjes op met hun mobiel, zodat ze in de les aan mij en de medecursisten konden laten horen. Spannend natuurlijk, maar het resultaat was mooi. In sommige gesprekken werden ook complimentjes uitgedeeld door de collega’s. “Super man, dat je het probeert, ik vind dat heel goed van je! Ga, zo door!”Ook hebben de cursisten vragen gesteld aan collega’s van de administratie bij Linden Staalbouw. Fijn dat zij bereid waren om hun anderstalige collega’s te helpen!’
Wat kwam er verder aan bod?
‘Naast veel spreken hebben we ook aandacht besteed aan grammatica zoals het vervoegen van werkwoorden. Dat is best pittig hoor. Denk maar eens aan een simpel werkwoord als wonen. “Theo, waarom is het wonen met één o, maar ik woon met dubbel o”, is een verzuchting die ik vaak heb gehoord. Maar met veel herhalen lukte het steeds beter. Ook hebben de cursisten leren spreken en schrijven in de tegenwoordige en toekomende tijd.’
Ik neem aan dat nieuwe woorden leren ook belangrijk is?
‘Zeker, een taal leren begint bij het leren van nieuwe woorden, het liefst woorden die we veel gebruiken. Zoals woorden van het weer: de zon schijnt, donder en bliksem (is…? onneweer). Maar ook typisch Nederlandse woorden als pokkeweer of kloteweer, woorden die de cursisten op de werkvloer oppikken. Vaak waren ze verbaasd over de dubbele betekenis van woorden. Dat zeiken plassen betekent was bekend. Maar dat het ook klagen betekent? Geen idee!
We hebben ook veel geoefend met woorden van lichaamsdelen.
Twee cursisten beelden dan bijvoorbeeld uit waar ze pijn hebben. De anderen reageren met een goede zin: ik heb pijn aan mijn knie. Ik hoorde in deze lessen soms ook mooie ‘nieuwe’ woorden: wat te denken van pijnrug in plaats van rugpijn. En natuurlijk hilariteit alom bij de uitleg van opgepikte straattaal voor de intiemere lichaamsdelen. Zo heb ik bijvoorbeeld uitgelegd dat mierentietjes geen tieten met beestjes zijn. En wat dan toch voor het zingen de kerk uit betekende? Ook veel ruimte voor humor in de les dus. Populair was trouwens ook de digitale quiz Kahoot. En heb je verloren? Tja, helaas pindakaas!’
Hoe zijn de vorderingen getoetst?
‘Alle deelnemers hebben tijdens de twee laatste lessen een spreek-, luister- en schrijfexamen afgelegd. Stoere mannen worden dan door de stress opeens heel ‘klein’. Iedereen heeft een korte presentatie gegeven waarbij HR-adviseur Karin Ippel via een videoconferentie aanwezig was. Zo kon zij horen wat de cursisten in korte tijd hadden geleerd. Ook stelde ze vragen die de cursisten moesten beantwoorden. Het ging heel goed en Karin kon merken dat de deelnemers ieder op hun eigen niveau vooruitgang hadden geboekt. De twee deelnemers die bij de start ietsepietsie Nederlands spraken, konden nu mooie korte zinnen maken. Iedereen geslaagd dus. Dat is trouwens voor mij als docent ook altijd een mooi moment.’
Tekst: Theo Bregman / Anje Ham